Toen ik een kind was zocht ik U in Bijbelverhalen en kinderversjes. Ik genoot daarvan en U luisterde met me mee en gaf me mijn kinderstem om U mee te bezingen.
Toen ik wat ouder werd, was er de wekelijkse kerkgang waarin ik U probeerde te zoeken. Al die zondagochtenden dat ik daar zat om een glimp van U op te vangen, was U aan mijn zijde en week geen moment van me, ook al voelde ik me soms verlaten en alleen.
En weer jaren later doorworstelde ik dikke boeken om U beter te leren kennen. Ik las over theologische vraagstukken en ik kreeg van U het verstand en de tijd dit allemaal te doen. Het leverde veel kennis, maar ook verwarring op. U was er dan om de knopen te ontwarren.
Ik had eindeloze discussies over wie U was en wat U in deze wereld deed. Een heleboel van wat ik beweerde, had ik gehoord van anderen of ik gaf er mijn eigen draai aan. Ik dacht daarmee van U te getuigen, maar was het dat eigenlijk wel? Ik heb misschien meer mezelf verkondigd. U hoorde het allemaal aan en hield van mij en bleef van mij houden wat ik ook zei of dacht.
Zo deed ik van alles waarvan ik dacht dat U dat van mij vroeg en het was zeker niet verkeerd, maar vroeg U het wel van mij? Waren het niet vooral mijn eigen ideeën waar ik in geloofde? Ik was sterk, gezond en mijn brein was alert en actief, ik geloofde in wat ik zei.
Ik zocht verder en ging op stilteretraite. Daar in de stilte wilde ik meer van U ontvangen. U was er – en omdat U mijn hele leven al bij me bent – was U dus ook in de stilte. Doordat ik daar zelf tot rust kwam, kon U meer liefde aan mij kwijt en ik kon het beter ontvangen, wat me innerlijk heelde en geestelijk liet groeien. Ik schreef veel over ‘God ervaren in de stilte’ en leerde dat het mijn keuzes zijn die voor ruis en onrust zorgden waardoor ik mijn eigen koers ging varen. Mijn hoofd stond dan niet naar U, Uw hoofd stond wel naar mij, ik was geen moment buiten Uw aandacht.
En toen gebeurde het: er sprong een klein bloedvat in mijn hoofd en langzaam sijpelde het bloed door onder mijn schedel. Ik zakte weg in een vreemde wereld waarin ik niet meer kon denken waar U zou zijn. Alles stopte, maar vooral mijn zoeken naar U, ik kon niet meer zoeken, ik kon niets meer……
U was er, zoals U er heel mijn leven al was. U vroeg niets van mij, U hielp me door het donkere dal, want donker was het. En toen het licht weer ging schijnen in mijn hoofd en in mijn leven, was U er nog steeds, U was onveranderd, maar ik was veranderd. Het zoeken naar U is veranderd in rusten in U.
Ik zoek, lees , schrijf en discussieer niet meer om U te vinden. U bent er al, U was er al die tijd en U zult er zijn totdat ik mijn laatste adem uit zal blazen.
“ U bent door Mij gedragen vanaf de moederschoot, gedragen vanaf de baarmoeder. Tot uw ouderdom toe zal Ik Dezelfde zijn, ja, tot uw grijsheid toe zal ik u dragen; ik heb het gedaan en Ik zal u opnemen, ik zal dragen en redden.” (Jesaja 46:3-4)